
Jurisprudentie
AU6882
Datum uitspraak2005-11-09
Datum gepubliceerd2005-11-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3464 WWCON + 05/3459 WWCON
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3464 WWCON + 05/3459 WWCON
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om herziening onherroepelijk geworden uitspraak afgewezen. Geen feiten zoals bedoeld in artikel 8:88 Awb.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/3464 WWCON + 05/3459 WWCON
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaagden.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tevens verstaan het Lisv.
Verzoeker heeft op de daartoe bij brief van 13 mei 2005 aangevoerde gronden herziening verzocht van de door de Raad op
2 maart 2005 onder nrs. 03/2015 WWCON en 03/2016 WWCON tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagden hebben een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is aan de orde gesteld ter zitting van 28 september 2005 waar partijen -gedaagden met bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of van de zijde van verzoeker gronden zijn aangevoerd die tot herziening van de in rubriek I vermelde uitspraak van de Raad van 2 maart 2005 kunnen leiden.
De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft daartoe het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad alleen, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Noch uit het verzoekschrift, noch anderszins is de Raad gebleken van feiten en omstandigheden als evenbedoeld. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan de Raad niet tot een ander oordeel leiden.
De Raad wijst erop dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Op grond van het vorenoverwogene komt de Raad dan ook tot de conclusie dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
Tot slot merkt de Raad met betrekking tot het gestelde in het verzoekschrift omtrent de uitspreek- en verzenddatum van de betrokken uitspraak slechts ter voorlichting van appellant nog op dat de termijn tussen het uitspreken en de daadwerkelijke verzending van de uitspraak wordt aangewend voor de administratieve afhandeling daarvan.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier en uitgesproken in het openbaar op
9 november 2005.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) P. Boer.

